Gepubliceerd in Lokvogeltje, afdelingsblad KNNV regio Lelystad, oktober 1985.


Papierwespen in Flevoland

Jeroen de Rond



Als ik spreek over wespen denkt bijna iedereen direkt aan die nieuwsgierige steekbeesten die op je ijsje gaan zitten of maar in je limonade willen duiken. Nu wil ik het inderdaad over deze geel/zwart-gestreepte snoepers hebben, maar laat mij allereerst duidelijk maken dat dit echt niet de enige wespen zijn in onze omgeving. Ten eerste is het nuttig om te weten dat we hier te maken hebben met een groep die we papierwespen noemen vanwege hun gewoonte om grote papieren nesten te bouwen met een mengseltje van speeksel en houtpulp. Deze wespen leven in grote kolonies bij elkaar en bezitten net als de honingbijen een drietal maatschappelijke kasten: de werksters, die steriel zijn en verreweg het grootste deel van het nest uitmaken, de mannetjes en de vrouwtjes of koninginnen.
Papierwespen onderscheiden zich van hun naaste familieleden, de metselwespen, in twee eigenschappen; de papiernesten en de sociale leefwijze. Deze metselwespen, die eveneens geel en zwart gestreept zijn, leven solitair: ze kennen dus geen werksters maar slechts mannetjes en vrouwtjes. De vrouwtjes metselen met leem elk voor zich een soort klokvormige nestjes tegen muren, bomen of in de grond, waarin dan meestal vlinderrupsen als voedsel voor de larven worden gestopt. Deze twee groepen; papierwespen en metselwespen, vormen de familie "plooiwespen" of "vouwwespen". Deze naam hebben ze te danken aan de wijze waarop de voorvleugels in rust worden opgevouwen.

Naast deze familie, die ook wel de echte wespen worden genoemd, kennen we nog andere families van wespen met angels zoals de graafwespen en wegwespen. We kennen ook wespen zonder angels, te denken aan de sluipwespen met hun lange legboor, en de bladwespen die wél een korte legboor met zaagtanden hebben, maar niet de bekende wespetaille. De parasitaire wespen bestaan uit zeer grote groepen van lastig te onderscheiden soorten. Voor Lelystad alleen al schat ik dat er vele honderden soorten voorkomen. De papierwespen zijn met hun zes soorten in Lelystad dus een relatief kleine groep. Ondanks de relatief grote verschillen kijkt menigeen er toch van op dat het niet gewoon één soort is.

tekening 6 wespensoorten

Met behulp van de bovenstaande tekeningen moet het mogelijk zijn om onze soorten te determineren. Om te beginnen zijn er twee geslachten (genera) te onderscheiden die men kan herkennen aan de lengte van de zogenaamde "wang" Dit is het glanzend zwarte deel tussen oog en kaak. Het geslacht Vespula (linkerhelft) heeft een smalle wangstrook, het genus Dolichovespula (rechterhelft) heeft een brede vierkante wang. Gaan we nu van links naar rechts het rijtje af dan komen we eerst bij de Gewone wesp die samen met zijn naaste verwant en buurman de Duitse wesp de algemene soorten van het hele stel zijn. Verschillen tussen deze twee zitten vooral in de vlek op het voorste achterlijfssegment: de Duitse wesp bijna altijd met een ruitvormig pijltje dat bij de Gewone wesp meestal breder of verdwenen is. Men kijke ook naar de vlekken op de snuit en de schouderstrepen.
Links van het midden en duidelijk te herkennen aan zijn oranje achterlijf is de Rode wesp. Rechts daarvan de Saksische wesp: ook een algemene soort en in eerste instantie van de Duitse en de Gewone wesp te onderscheiden, zoals aangegeven door zijn langere wangen, maar ook door de gele onderkant van het eerste antennelid. Vervolgens twee minder algemene soorten: de Boswesp (tweede van rechts) en de Middelste wesp (uiterst rechts). Beidt soorten hebben behalve het geel op het eerste antennelid ook aan de onderzijde van de rest van de antenne een oranje kleur. De Boswesp is wat kleiner dan de Middelste wesp. De laatste heeft opvallende zijlijntjes aan de voorzijde van de schouderstrepen.

Wanneer u de dode wespen uit uw vensterbank eens zou bekijken zal het 99 op de 100 keer een werkster blijken te zijn van de Duitse wesp of de Gewone wesp. De andere soorten worden in de regel méér aangetroffen buiten de bebouwde kom. Het enorm uitgestrekte gebied van Flevoland moet waarschijnlijk nog wel enkele andere papierwespesoorten herbergen. Ik denk daarbij aan de twee in Nederland voorkomende koekoekswespen: één daarvan parasiteert bij de Rode wesp en de ander bij de Boswesp. Hun woekerpraktijken bestaan uit het leggen van eieren in de nesten van genoemde soorten.

Naar mijn idee worden papierwespen ten onrechte als agressief bestempeld. Je moet natuurlijk niet in een wespenest gaan graven, maar verder zal een wesp nooit zonder noodzaak steken. Nu is het wel zo dat ze er de vervelende gewoonte op nahouden om onze zoete etenswaar tot in onze mond te volgen, maar een beetje opletten kan dit verhinderen. Het irritante gezoem vlakbij ons gezicht wordt door veel mensen als zeer bedreigend ervaren, maar een simpele gerichte luchtstroom kan de wesp al van zijn plannen afbrengen. Een erg vasthoudende rakker kan door een tik uit de losse pols verjaagd worden.
Een wijd verspreide fabel wil ons laten geloven dat wespen door slaan kwaad zouden worden, maar gevoelens van wraak komen in het insektenrijk niet voor. Het enige gedrag dat hierop lijkt is merkbaar rond de nestplaats van een bijenvolk. Hier offeren de werksters zich op voor de verdediging van de wintervoorraad. Papierwespen kennen zo'n voorraad niet, en het is vrij veilig om zich, mits behoedzaam, in de buurt van een wespenest te begeven. Dat wespen geen honingvoorraad aanleggen houdt verband met het feit dat slechts de koninginnen overwinteren, en in het voorjaar weer opnieuw beginnen met de bouw van een nest. Zodra de eerste werksters geboren zijn nemen die de nestbouw over en legt de koningin nog slechts eieren. Dit verklaart waarom we in het voorjaar en najaar veel grote wespen zien; de koninginnen.