|
Kort bericht in Natuuronderzoek, uitgave Gemeentewaterleidingen Amsterdam, Sector Ecologie, nr. 3, oktober 2000
Harkwesp en bijenwolf
Jeroen de Rond, 2000
In verband met mijn werkzaamheden aan de AWD bijenatlas ontving ik dit voorjaar enkele nummers van Natuuronderzoek. Een artikel over harkwespen in het oktobernummer van vorig jaar trok mijn bijzondere aandacht. Niet zozeer vanwege de aanwezigheid van harkwespen in dit gebied; ik kende ze al uit de omgeving van het circuit van Zandvoort, maar vooral vanwege de begeleidende foto. Het afgebeelde diertje was namelijk beslist geen harkwesp (Bembix rostrata) maar een vrouwtje van de bijenwolf (Philanthus triangulum), een verwante graafwesp die allerminst zeldzaam is en zelfs steeds algemener lijkt te worden in Nederland. Toen ook in het laatste juninummer melding werd gemaakt van de harkwesp in de Amsterdamse Waterleidingduinen leek het tijd voor een kleine rectificatie. Alle lof overigens voor de manier waarop Trudy Hogetoorn de dieren observeerde en hun gedrag beschreef. Er komen in Nederland enkele honderden soorten graafwespen voor, maar van slechts een handvol soorten is het gedrag goed geobserveerd. Elke nauwkeurige beschrijving van bloembezoek, predatie of nestbouw is daarom welkom.

Enkele overeenkomsten tussen bijenwolf en harkwesp maken verwarring wel begrijpelijk. De vrouwtjes van beide soorten zijn vrij fors en op het achterlijf helder geel getekend. Daarbij dragen beiden aan de voorpoten waaiers van lange platte stekels die voor het uitgraven van los zand worden gebruikt. De harkwesp onderscheidt zich echter duidelijk door haar lange beharing en lange gele bovenlip die bij bloembezoek als een driehoekige snuit naar beneden wijst. De bijenwolf is in bovenaanzicht al te herkennen aan de enorm brede, afgeronde kop waarop twee knotsvormige voelsprieten staan die aan het uiteinde een knikje maken.
De levenswijze van de bijenwolf wijkt nogal af van die van de harkwesp. Zoals de naam al doet vermoeden leeft de eerstgenoemde soort van honingbijen, terwijl de harkwesp zich uitsluitend concentreert op een aantal soorten vliegen. Een wijfje van de bijenwolf kan in enkele weken meer dan honderd honingbijen vangen om haar nageslacht mee te voeden (Lomholdt, 1984). De bijenwerksters worden gewoonlijk gegrepen tijdens het bloemenbezoek, waarna een verlammende steek in het centrale zenuwstelsel wordt toegebracht. De wesp eet van enkele bijen het achterlijf leeg om haar eigen energiehuishouding op peil te houden, maar verreweg de meesten worden in een ondergrondse nestkamer gelegd en voorzien van een ei. De larven kunnen zich vervolgens in alle rust tegoed doen aan de voorraad bijen om daarna als pop te overwinteren.
Tijdens mijn laatste bezoek aan de AWD op 24 augustus j.l. heb ik ter hoogte van Ruigenhoek een flink aantal vrouwtjes van de bijenwolf kunnen waarnemen. Vooral op open zandige plekken in en om t Heitje waren deze dieren talrijk, wat gezien de hoge concentraties foeragerende honingbijen op de bloeiende heide niet verwonderlijk was.
Heel wat opmerkelijker was de vondst van een echte harkwesp tijdens deze fietstocht. Langs een bosrand aan de Nieuwe Haasvelderweg, even voorbij het Oosterkanaal vloog een harkwespvrouwtje geïnteresseerd rond de bloeiende ossentong en liet zich vrij makkelijk observeren. Imagos van deze soort zijn al vanaf juni in de duinen te vinden en kunnen tot in september aanwezig blijven. Het is zeker de moeite waard om de verspreiding van deze bijzondere wesp in de Waterleidingduinen eens in kaart te brengen.
|
|