Hoofdstuk Hymenoptera uit KNNV-rapportage aan gemeente Lelystad, april 1998.



Inventarisatie Bergbos Lelystad 1997

Jeroen de Rond

Het bergbos is voor de Aculeaten, oftewel angeldragers, zonder meer een rijkere leefomgeving gebleken dan vooraf van dit relatief jonge parkbos werd verwacht.
Het overgrote deel van de waarnemingen werd gedaan in de met gras en kruiden begroeide zuidelijke strook langs de Wortmantocht. De daar aanwezige paardenbloemen (Taraxacum officinale) trokken in het voorjaar vooral veel zandbijen (Andrena). Deze dieren bleken bij voorkeur te nestelen aan de randen van het open terrein; enerzijds in de oeverzone van het kanaal, anderzijds in de bosrand. Aan de aanwezigheid van wespbijen (Nomada), die het op de nesten van de zandbijen hebben gemunt, was op te maken waar deze zich moesten bevinden. Op het moment dat de zandbijen de onderaardse nestkamers bijna hebben gevuld met een voorraad stuifmeel en op het punt staan om er een ei in te leggen en de ingang af te sluiten, proberen de wespbijen er hun eigen nageslacht in aan te brengen. Het daarop volgende jaar komen de nestparasieten gewoonlijk wat later uit dan de gastheersoort, en lijken op zeker moment veruit in de meerderheid te zijn. De helder geel-zwart gestreepte koekoeksbijen (Nomada fulvicornis, Nomada goodeniana, Nomada marshamella) die aan de wat grotere Andrena's gerelateerd worden (hier slechts Andrena nitida) waren in de zuidelijke zoom overigens dusdanig talrijk dat waarschijnlijk meerdere gastheersoorten aanwezig zijn geweest.
Eind mei zaten honderden zandbijenmannetjes te zonnen op de bladeren van de Esdoorn aan de zuidelijke bosrand. Hoewel tamelijk onopvallend bleken ze tot een bijzonder aardige soort te behoren. De vrouwtjes van deze zandbij, Andrena wilkella, hebben zich min of meer gespecialiseerd op klavers. Op twee andere plaatsen in Lelystad; het Stadspark en de Beginweg heb ik de soort vroeger wel aangetroffen, maar inmiddels is ze daar volkomen verdwenen. Ten oosten van het fietspad, in een ongemaaid deel van de graszoom aan de Wortmantocht, vond ik zowaar haar nestparasiet de stomptand-wespbij Nomada striata, een landelijk uiterst zeldzame verschijning en voor mij totaal onbekende soort. Alleen al voor deze combinatie van bijzondere soorten zou het maaien van de klaver uitgesteld moeten tot na de bloei.
Ten overvloede is ook de eerste vondst uit Lelystad van Tiphia minuta uit het klaverveld gesleept. Net als haar grotere verwant, Tiphia femorata die in de nazomer op wilde peen (Daucus carota) geen zeldzaamheid is, graaft ze met haar forse poten naar de larven van o.a. rozenkevers (Scarabaeidae).
Ook bijna alle vermelde hommels werden in de graszoom aangetroffen op de ruigtekruiden van de ongemaaide vakken. Slechts de boomhommel (Bombus hypnorum) werd scharrelend in de bosrand langs de parkeerplaats waargenomen.

Het Fluitekruid, dat in de tweede helft van mei overal in den lande rijkelijk aanwezig is, maar weinig aantrekkingskracht op angeldragers uit schijnt te oefenen, leverde overigens een paar onverwachte vondsten op: Argogorytes mystaceus, een grote geelgebandeerde graafwesp die schuimcicaden (Philaenus spumarius) als voedsel voor haar nageslacht vergaart, was met meerdere exemplaren aanwezig op de schermbloemen en eenmaal ook op Vogelkers. Tot mijn verbijstering trof ik zelfs haar specifieke nestparasiet Nysson spinosus langs een van de bospaden aan. De laatste was naar mijn weten nog niet eerder in Flevoland waargenomen.
Tot de meest aantrekkelijke nestgelegenheden voor bijen en wespen behoren de kale afgestoken oevers van de paddenpoelen. De in het bos rijkelijk aanwezige groefbij Lasioglossum zonulum, die in een semi-sociaal nestverband leeft met haar soortgenoten, vestigde een bescheiden kolonie in het hoogste deel van de oeverwal van het zuidelijke poeltje. Ook al schijnt de poel nog niet zo lang geleden te zijn aangelegd, de nestparasieten van deze groefbij, de woekerbij Sphecodes ephippius, was er al in ruime mate aanwezig.

In juni werden uit akkerdistel enkele exemplaren van de tangwesp Anteon pubicorne geslagen met het handnet, en uit eik de grote eikentangwesp Anteon scapulare en Aphelopus atratus. Deze wespen zoeken naar bepaalde cicaden, die gepakt worden met de tot grijptangen vervormde voorpoten, waarna een ei tusen de platen van het cicade-lichaam wordt geïnjecteerd.

Eind juli stond mij een nieuwe verrassing te wachten: Op de Composieten rondom de centraal in het bos gelegen poel en de daaraan grenzende vochtige strook gras, bleek zich een populatie van Andrena denticulata op te houden. Deze bosminnende zandbij had ik nog nooit eerder gevonden. Mogelijk vanwege de gelijkenis met de algemenere soort Andrena flavipes, maar zeker ook door haar relatieve zeldzaamheid. De dieren hadden bepaald een voorkeur voor Melkdistel (Sonchus) en ook Guldenroede (Solidago). Nestplaatsen kon ik helaas niet traceren. Westrich (1990) geeft aan dat de soort in Duitsland bedreigd wordt door ongunstig bosbeheer. Voor deze dieren is een ruige oeverzone met drogere delen vrijwel zeker onontbeerlijk voor de nestbouw.
Eveneens in deze vochtige strook, rond dezelfde tijd was op het St. Janskruid (Hypericum perforatum) de minuscule maskerbij Hylaeus communis aanwezig; kale zwarte bijtjes met een helder geel gezicht. Andere maskerbijen trof ik op muurpeper (Sedum acre) boven op de heuvel langs de bermen van de oude asfaltweg.
Meer in de beschaduwde delen van het hoger gelegen bos was de fraaie graafwesp Ectemnius cavifrons talrijk op Berenklauw (Heracleum sphondylium) en Pastinaak (Pastinaca sativa). De vrouwtjes knagen nestholten uit in vermolmd hout en vullen deze met vrij grote zweefvliegen (Syrphidae). Deze soort is buiten Flevoland niet erg algemeen.

De metaalgroene groefbij Halictus tumulorum was overigens de enige gevleugelde angeldrager die ik in de nazomer heb kunnen ontdekken op het overigens toch zeer aantrekkelijke bed van (bos?)ogentroost.

De wijze van inventariseren heeft een niet te onderschatten invloed op de samenstelling van de soortenlijst gehad: Door middel van incidentele waarnemingen en sleepnetvangsten werden de meeste gegevens verzameld op en nabij de paden. Hierdoor ontstaat de indruk dat de waarde van het gebied voornamelijk ligt in de bloemrijke vegetaties. Het bosgebied kan echter even veel interessants opleveren, maar daarvoor dient een permanente vangopstelling te worden geplaatst.



Soortenlijst:

APIDAE (bijen en hommels)
Andreninae (zandbijen)
Andrena chrysosceles
Andrena denticulata
Andrena fulva
Andrena nitida
Andrena praecox
Andrena subopaca
Andrena varians
Andrena wilkella
Anthophorinae (sachem- en wespbijen)
Nomada bifida
Nomada fabriciana
Nomada flava
Nomada flavoguttata
Nomada goodeniana
Nomada lineola
Nomada marshamella
Nomada panzeri
Nomada striata (eerste in Flevoland !!!)
Apinae (sociale bijen)
Apis mellifera (honingbij)
(subg. Bombus)
Bombus hortorum (tuinhommel)
Bombus hypnorum (boomhommel)
Bombus lapidarius (steenhommel)
Bombus lucorum (kleine aardhommel)
Bombus pascuorum (akkerhommel)
ras floralis
ras romanioides
Bombus terrestris (gewone aardhommel)
(subg. Psithyrus)
Bombus campestris (gewone koekoekshommel)
Bombus sylvestris (vierkleurige koekoekshommel)
Colletinae (korttongige bijen)
Hylaeus communis
Halictinae (groef- en woekerbijen)
Halictus tumulorum
Lasioglossum calceatum
Lasioglossum leucopus
Lasioglossum minutissimum
Lasioglossum villosulum
Lasioglossum zonulum
Sphecodes ephippius
Megachilinae (buikschuierdragende bijen)
Osmia rufa (rode metselbij)
DRYINIDAE (tangwespen)
Anteoninae
Anteon pubicorne
Anteon scapulare (eikentangwesp)
Aphelopinae (netelwespjes)
Aphelopus atratus
FORMICIDAE (mieren)
Formicinae (schubmieren)
Lasius niger
Myrmicinae (steekmieren)
Myrmica rubra
Myrmica scabrinodis
POMPILIDAE (spinnendoders of wegwespen)
Pepsinae
Priocnemis perturbator
SPHECIDAE (graafwespen)
Crabroninae (vliegendodendende wespen)
Crabro scutellatus
Ectemnius cavifrons
Ectemnius continuus
Larrinae
Trypoxylon attenuatum
Nyssoninae
Argogorytes mystaceus
Nysson spinosus
Pemphredoninae
Psenulus pallipes (onzekere veldwaarneming)
TIPHIIDAE (keverlarfdoders)
Tiphia minuta
VESPIDAE (plooivleugelwespen)
Eumeninae (metselwespen)
Ancistrocerus trifasciatus
Symmorphus mutinensis


Totaal 50 inheemse, met zekerheid herkende soorten.

verzameldata J. de Rond:
mei 13.v - 16.v - 24.v - 26.v - 29.v
juni 02.vi - 17.vi - 18.vi - 24.vi - 25.vi
juli 01.vii - 21.vii - 23.vii
augustus 18.viii
september 06.ix - 11.ix - 25.ix